
1. Inleiding
9
Terwijl het moleculair mechanisme van TcdA en TcdB volledig gekend is, blijven er vragen
omtrent de aanleiding naar de inflammatoire processen van CDI’s, zoals bij antibiotica-
geassocieerde pseudomembraan colitis (Just et al., 1995a).
CDT
Een aantal C. difficile stammen produceren naast TcdA en TcdB een actine-specifieke
adenosinedifosfaat (ADP) ribosyltransferase, of het binaire toxine (CDT)(Popoff et al., 1988;
Stubbs et al., 2000). Het binaire toxine bestaat uit een enzymatische (CdtA; 50 kDa) en een
bindende (CdtB; 100 kDa) subeenheid en is structureel homoloog aan het C2 toxine van C.
botulinum en aan het Ι-toxine van C. perfringens (Barbut et al., 2005; Geric et al., 2006;
Stubbs et al., 2000).
De CDT genen cdtA en cdtB liggen op het binaire toxine locus (CdtLoc) samen met cdtR, dat
voor het regulerende eiwit CdtR codeert (Carter et al., 2007). Net als bij TcdA en TcdB wordt
de expressie van CDT onderdrukt in de exponentiële groeifase door katabole repressie. In de
stationaire groeifase wordt de expressie van CdtR, en dus van CDT, significant opgedreven
(Dupuy et al., 1998). De regulerende factoren voor de expressie van CdtR is nog onbekend
(Carter et al., 2007; Hundsberger et al., 1997).
Het binaire toxine werkt in op het cytoskelet, meer bepaald op actine door middel van ADP-
ribosylatie (Popoff et al., 1988; Stubbs et al., 2000). Omdat slechts weinig pathogene
stammen het binaire toxine produceren is de rol in de pathogenese nog niet duidelijk
(Barbut et al., 2005; Geric et al., 2006; Perelle et al., 1997; Rupnik et al., 2003). Sommige
studies tonen de cytoxiciteit van het binaire toxine aan; terwijl andere studies aantonen dat
avirulente C. difficile stammen (A
-
B
-
) die het binaire toxine produceren de darm in vivo
koloniseren maar niet kunnen beschadigen (Geric et al., 2006; Perelle et al., 1997).
1.2.6 ANDERE VIRULENTIEFACTOREN
Naast toxines zijn er nog andere virulentiefactoren die bijdragen aan de virulentie van C.
difficile zoals de vorming van sporen, de aanwezigheid van adhesie moleculen, de secretie
van extracellulaire (hydrolytische) enzymen, de aanwezigheid van een surface-exposed
proteinaceous layer (S-laag), zweepharen en fimbriae (Borriello, 1998; Borriello et al., 1990;
Delmée et al., 1990; Karjalainen et al., 2001; Savariau-Lacomme et al., 2003; Sebaihia et al.,
2006; Stabler et al., 2006; Waligora et al., 2001). De exacte rol van deze virulentiefactoren is
meestal ongekend, toch is er een sterke aanwijzing naar hun rol in kolonisatie en
ziekteverwekking. Enkel van twee toxines is het mechanisme volledig gekend.
SPOREN
C. difficile sporen zijn erg belangrijk voor de overleving in extreme omstandigheden en
dragen zo bij tot de virulentie van de kiem. De endosporen worden gevormd uit een
precursorregio, de voorspore genaamd, die bestaat uit een cortex en een mantellaag (Figuur
1.7)(Fimlaid et al., 2013).
Kommentare zu diesen Handbüchern